‘Om de vergrijzingsproblemen op te lossen moeten we met zijn allen in actie komen’

Vlnr op de foto: Frido Kraanen, Marja Flameling en Simon Broersma

Als we als ZZWW ouderenhuisvesting op onze agenda zetten, dan kloppen we in Westfriesland als vanzelfsprekend ook aan bij de gemeenten in de regio en de twee grootste aanbieders van woonzorglocaties en thuiszorg, Omring en Wilgaerden. Hoe denken zij over ouderenhuisvesting? Simon Broersma (wethouder van Hoorn), Frido Kraanen (bestuurder bij Omring) en Marja Flameling (directeur Zorg Extramuraal bij WilgaerdenLeekerweidegroep) geven hun mening. Zij hebben veel te vertellen, daarom deze keer een long story.

Zijn er nog wel wachtlijsten?

Corona heeft inderdaad leegstand veroorzaakt bij Omring en Wilgaerden, maar volgens zowel Kraanen als Flameling verhuizen er inmiddels weer meer mensen naar een woning met zorg of een aanleunwoning. Beiden verwachten dat de druk op de woningmarkt voor ouderen opnieuw in rap tempo de komende jaren zal toenemen, waarschijnlijk zelfs al meteen na deze zomer.

Hoe groot wordt het probleem?

Exacte cijfers over hoe lang ouderen op de wachtlijst moeten staan of hoeveel seniorenwoningen in Westfriesland precies nodig zijn, kunnen wethouder Broersma, Omring-bestuurder Kraanen en Wilgaerden-directeur Flameling niet geven. Maar de demografische cijfers van bijvoorbeeld Hoorn geven wel een indicatie. In 2040 is het aantal 65-plussers verdubbeld. Er zal volgens Actiz (de overkoepelende organisatie van zorgaanbieders) in Hoorn in 2040 behoefte zijn aan zo’n 15.000 woningen die aangepast zijn aan de behoeften van ouderen.

Kraanen neemt de tijdsspanne wat korter en becijfert in 10 jaar tijd een toename van 75-plussers in de regio Westfriesland, de Kop van Noord-Holland en Texel van 70 procent ten opzichte van nu. Op dit moment woont 8 procent van de 75-plussers in een verpleeghuis en dat zal dus ook stijgen.

“Behalve dat er genoeg appartementen of kamers voor hen moeten zijn, kampen we ook met een grote vraag naar personeel dat hen verzorgt. De arbeidsmarkt gaat namelijk in diezelfde periode krimpen met 10 procent. Kortom, het is duidelijk dat dit een spanningsveld oplevert, waar we echt wat aan moeten doen.”

Flameling deelt de zorg van haar Omring-collega. “We stevenen inderdaad op een probleem af als we niks doen. Per dorp of stad verschilt de druk op de woningmarkt overigens wel. Het hangt er vanaf of veel mensen in hun eigen omgeving willen blijven wonen en of daar mogelijkheden zijn. In Venhuizen is bijvoorbeeld een grote woonzorglocatie, waardoor de wachtlijsten daar altijd al minder zijn geweest.”

Waar hebben ouderen behoefte aan, willen ze allemaal wel thuis blijven wonen?

“Ik zie veel ouderen die verknocht zijn aan hun vertrouwde huis met tuin”, zegt Broersma. De Hoornse wethouder is er dan ook een voorstander van om zo veel mogelijk woningen aan te passen. “Als gemeente vergoeden we woningaanpassingen. Maar dat kan niet altijd. Soms is het advies: verhuis maar. Tja, en dan moet dat wel mogelijk zijn. Er is simpelweg niet voor iedereen een passende woning en al helemaal niet op korte termijn. Dat vind ik een groot dilemma.”

“Uit ons woonwensen onderzoek uit 2019”, zegt Kraanen, “blijkt dat ruim 70% van de mensen écht in hun eigen huis zo lang mogelijk willen wonen. Maar veel ouderen ondervinden een moment dat ze niet meer thuis kunnen blijven. Thuis blijven wonen is geen dogma, wel een begrijpelijke wens”

Flameling vult daarbij aan: “Als iemand lichamelijk of geestelijk verslechtert dan komt een zorglocatie met veel zorg in beeld – het verpleeghuis in de volksmond, maar wij gebruiken die term niet meer. De grootste groep is echter de groep die nog niet zo ver is. Je ziet bij hen dat het huis waarin ze hun kinderen hebben groot gebracht niet meer geschikt is om er te blijven wonen als ze een hoge leeftijd bereiken. Het is te groot, te ver van voorzieningen of niet geschikt omdat de badkamer niet geschikt is voor een rolstoel. Of hun partner overlijdt en ze voelen zich eenzaam of niet meer prettig in hun oude huis vanwege alle herinneringen. Of ze raken steeds vergeetachtiger en hun mantelzorgers trekken aan de bel dat het zo niet langer gaat.”

Deze groep is volgens Flameling op zoek naar een appartement met voorzieningen en sociale activiteiten dichtbij, waar ze zo lang mogelijk zelfstandig kunnen blijven wonen en niet meer nog een keer hoeven te verhuizen.  Zoals een aanleunwoning of andere geclusterde vormen van ouderenhuisvesting.

“Om een voorbeeld te geven: wij hebben in Westfriesland een paar honderd aanleunwoningen. De intentie is dat mensen hier in principe kunnen blijven wonen en thuiszorg krijgen als dat nodig is. Bij 95 procent van de mensen lukt dat inderdaad. Maar er zit een grens aan. Want als mensen bijvoorbeeld gaan dwalen, dan moeten ze toch voor hun eigen veiligheid verhuizen naar een meer beschermde woonzorglocatie.”

Hoe kan het ouderenhuisvestingsprobleem opgelost worden en kán het wel opgelost worden?

“Dit kunnen we als samenleving oplossen, daar ben ik van overtuigd”, zegt Kraanen. “Maar wel samen natuurlijk! Op de eerste plaats pleit ik voor minder administratieve rompslomp voor zorgpersoneel. Dat scheelt al een heleboel. Daarnaast zou ik graag de schoonmaak en het koken van maaltijden overlaten aan personeel zonder zorgopleiding. Meer technologie in huis kan een deel van de zorg overnemen. Dat is tijdens corona al gebeurd middels beeldbellen, maar er zijn wel meer opties.”

“Verder is het van belang dat we het als samenleving zelf samen oppakken en dat vrijwilligers mantelzorgers ondersteunen. Tot slot: meer clustering is ook van belang. Een groot deel van de tijd van thuiszorgmedewerkers gaat op aan fietsen van het ene naar het andere huis.”

Flameling vindt dat het twee voor twaalf is. “Wij als samenleving moeten er echt wat aan gaan doen! Ik vraag me af of we zelfs al niet te laat zijn.” Ze is het met Kraanen eens dat clustering van woningen waarin ouderen wonen die zorg of sociale contacten nodig hebben inderdaad een deel van de oplossing is.

“Daarin moeten we wel creatief denken met zijn allen. Vooral gemeenten. Zij moeten meewerken aan bouwen en verbouwen van wooncomplexen. Bijvoorbeeld door bij de bouw of verbouw ook plek vrij te maken voor een gemeenschappelijke ruimte waar sociale activiteiten kunnen plaatsvinden. En ervoor te zorgen dat er een gezondheidscentrum plus een supermarkt in of naast de woonlocatie komt.”

Waarom kunnen zorgaanbieders niet zelf meer bouwen?

Kraanen stelt duidelijk: “Wij zijn geen projectontwikkelaars. Sterker nog, we bezitten nog niet eens de helft van onze gebouwen. We hebben geen kapitaal genoeg noch de specialistische kennis om zelf te gaan bouwen. Daarom kun je de bal niet alleen bij ons neerleggen. Gemeenten zouden meer de regie moeten nemen. Wat ik dan ook niet begrijp is dat in het Pact van Westfriesland de vergrijzing geen thema is. Daarnaast ben ik tegelijk van mening dat er een collectieve verantwoordelijkheid is, ook van zorgpartijen. Daarvoor moeten we echt veel meer in gesprek dan we nu doen.”

Doen de gemeentes wel genoeg?

Broersma vindt dat de gemeente Hoorn niettemin zijn best al probeert te doen. Hij noemt een paar voorbeelden: het subsidiëren van het buurtrestaurant in Kersenboogerd nu het restaurant van woonlocatie Betsy Perk niet meer door het rijk wordt gefinancierd en het Wijklab van de Grote Waal.

“Zo bestrijden we in elk geval de eenzaamheid in bepaalde buurten. Daarnaast proberen we in Risdam Noord op de plek van een oude school de Dovenetel van de Stichting Knarrenhof te faciliteren. Dat is een initiatief van bewoners. Maar ik vind dat we onze aanslingerrol zeker nog serieuzer moeten nemen.”

Later stuurt hij via de mail nog wat extra informatie van zijn ambtenaren. Hoorn heeft naar aanleiding van de Actielijn Zorg en Ouderen van de rijksoverheid in 2018 onderzoek verricht naar de woningbehoeften van ouderen, binnen het meerjarenbeleidsprogramma Sociaal Domein zijn speerpunten uit deze Actielijn opgenomen.

“En”, zo schrijven de ambtenaren, “qua passende huisvesting wordt bij alle nieuwbouw- of herstructureringsprojecten geadviseerd of de locatie geschikt zou zijn voor ouderenhuisvesting.” Een geoormerkte pot voor ouderen is er niet bij de gemeente Hoorn.

Broersma is er ook een voorstander van om kantoren of winkels of ruimte boven winkels te verbouwen tot woonruimte, zodat er meer schot in de woningmarkt komt. Dat juichen Kraanen en Flameling van harte toe. “Al moet je er wel goed over nadenken op welke plek je een gebouw verandert in seniorenwoningen. Het terrein van Deen komt leeg, maar dat ligt erg ver van voorzieningen. Dat lijkt me dus geen goed idee.”

De ervaring van Flameling is dat de Westfriese gemeenten zich soms heel flexibel en coöperatief opstellen en soms opeens moeilijk doen. “Bij de verbouwing van woonlocatie de Perelaar in Zwaag loopt het gelukkig lekker. Maar het lijkt wel of het soms van een of twee ambtenaren afhangt. Dus ik zou willen zeggen tegen alle Westfriese gemeenten: beweeg zo veel mogelijk mee en zoek naar oplossingen niet naar problemen en kijk naar goede clustering. Maar goed, ik begrijp ook dat gemeenten aan regels gebonden zijn en dat er qua woningmarkt veel belangen zijn.”

Het woord clustering komt telkens terug: hadden de 800 verzorgingshuizen in Nederland wel moeten verdwijnen?

Volgens Broersma zit daar wel wat in. “Hm, tja, dat hadden we misschien niet zo rigoureus moeten doen. Een deel van de ouderen heeft zeker behoefte aan geborgenheid of aan een aanleunwoning en fleurt op als ze verhuizen. Maar de ouderen van nu willen wel wat moderner wonen dan in het toenmalige verzorgingshuis met een klein kamertje en soms nog zelfs een gezamenlijke badkamer. Ik vind het Jozefhuis in Blokker een voorbeeld van hoe een verzorgingshuis mooi is omgebouwd tot ouderencomplex.”

Kraanen: “Het is te simpel gesteld dat met verzorgingshuizen, als die waren blijven bestaan, het probleem wel opgelost zou zijn. Immers, de verzorgingshuizen zijn niet verdwenen maar vaak omgebouwd tot verpleeghuislocaties. Uit eerder genoemd eigen onderzoek onder Omring-pashouders blijkt wel degelijk dat de meeste mensen in de thuisomgeving oud willen worden, ongeacht hun kwetsbaarheid.”

“De zorgopgave van de toekomst is dus niet verzorgingshuizen weer te herintroduceren, maar mensen de mogelijkheid geven op een fijne en verantwoorde manier oud te worden in de eigen woonomgeving. En daarbij horen ook zaken als sociale contacten, ondersteunen van mantelzorgers en met de nieuwste technologie. De uitdaging van de toekomst zit voornamelijk in het volume van de vergrijzing; dat is in Nederland al groot en in Noord-Holland Noord nog veel groter.”

Flameling: “Langer thuis wonen wil niet per se zeggen ‘in het huis waar de kinderen zijn grootgebracht’. De praktijk leert dat een verhuizing vaak juist een goede stap is omdat de behoeften veranderen.”

“Maar het oude verzorgingshuis waarin je vanaf je 65ste werd vertroeteld is uit de tijd. Clustering en nabijheid van voorzieningen zoals winkels en zorg is echter wel degelijk nog steeds een belangrijke behoefte van ouderen. Samen eten, samen meedoen aan activiteiten, weten dat er iemand komt om je te verzorgen als er iets aan de hand is… Maar ook in je eigen appartement met je kinderen eten en niet in de eetzaal is een wens. Of vrijwilligers die de mantelzorger ontlasten door een middag of een avond wat te gaan doen met een oudere…”

Dat alles samen is het belangrijkste voor een grote groep ouderen, meent de Wilgaerden-directeur. “Dus gedeeltelijk zijn het de zaken die in een verzorgingshuis gefaciliteerd werden en gedeeltelijk gaat het om iets andere behoeften. En daar zullen we als samenleving samen op moeten inspelen. Ieder voor zich kan dit niet oplossen.”

Terug naar de nieuwspagina

Meld u aan voor de nieuwsbrief